Het komt in de beste relaties voor: flinke ruzies die compleet uit de hand lopen. De liefde slaat om in wrok, of zelfs erger. Je kijkt je partner aan en denkt: “Hoe heb ik jou ooit leuk gevonden?” En dan komen er nog meer gedachten: “Hoe zou het zijn om alleen verder te gaan?”
Maar zo’n relatiecrisis kan juist heel waardevol zijn.
Zit je midden in zo’n crisis, dan denk je vast: “Is die John Sarbach gek geworden?” Heb nog even geduld met me. Het wordt allemaal duidelijk.
Ik ben namelijk al zeventien jaar getrouwd. Dus ben ik niet alleen coach met verstand van relaties, maar ook ervaringsdeskundige. Want ook mijn relatie is niet bepaald over rozen gegaan.
Mijn vrouw en ik komen uit totaal verschillende werelden. Ik ben opgegroeid in het christelijke Europa; zij in het boeddhistische Azië, waar de regels van Confucius nog steeds voelbaar zijn. Onze culturen staan letterlijk haaks op elkaar.
Voor Aziaten zijn ouders van enorm belang. Toen de ouders van mijn vrouw overleden, viel zij in een diep gat. Ze raakte in een jarenlange depressie, tot ze het verdriet had doorleefd — tot ze had gerouwd.
Daarnaast hadden we allebei nog bagage uit het verleden. Dingen die we allang hadden kúnnen verwerken, maar voor ons uitschoven. Geen tijd voor. Of een andere smoes.
Zelf heb ik geen makkelijke jeugd gehad. Ik zeg altijd: ik begon mijn volwassen leven met een 6-0 achterstand. Die achterstand dacht ik goed te maken met hard werken — een totaal verkeerde aanname.
Want dan sta je nooit stil. Je verwerkt niets. Sterker nog: de berg onverwerkte ellende groeit. En groeit. Om maar niets te hoeven voelen, ging ik drinken. Veel drinken. Tot het kaartenhuis instortte.
Die exclusieve liefdesrelaties doen we eigenlijk nog maar kort — zo’n 150 jaar. Daarvóór bestonden koppels vooral uit praktische overwegingen: economisch of sociaal handig. Liefde kwam er pas na jaren bij. Als die al kwam.
We zijn geen monogame wezens, al doen we alsof. Zelfs de betekenis van ‘monogamie’ hebben we aangepast: het betekent nu dat je één seksuele partner tegelijk hebt. Maar dat is eigenlijk exclusiviteit.
Oorspronkelijk betekent monogamie: één partner voor je hele leven. Verlies je die, dan blijf je alleen. Dat idee past eigenlijk niet bij onze natuur.
We doen dus iets dat van nature al ingewikkeld is. En dan komt daarbovenop: mensen veranderen. Langzaam, maar onvermijdelijk.
De vrouw met wie ik nu samenwoon, is een totaal ander mens dan de vrouw die ik zeventien jaar geleden trouwde.
Als je daar niet bewust bij stilstaat — en denkt dat mensen wel ‘dezelfde’ blijven — dan komt er een moment dat je naar je partner kijkt en denkt: “Wie bén jij? Ik ken je helemaal niet meer.”
Op dat moment ontstaan steeds meer ruzies. Steeds feller, steeds intenser. Goedmaken gebeurt minder vaak. Laat staan goedmaakseks — wat juist zo belangrijk is, omdat je daarmee bevestigt dat jullie band uniek is.
Dat is hét verschil met al je andere relaties: jullie delen intimiteit. En nee, dat hoeft niet altijd seks te zijn.
Je relatie zit dan in een existentiële crisis. Veel mensen geven het op. Gooien het bijltje erbij neer.
Zonde. Want het is niet nodig. Die crisis ís op te lossen. Sterker nog: als je de problemen onder ogen ziet en ermee aan de slag gaat, groei je als mens. En dan komen diezelfde problemen niet meer terug.
Loop je weg, dan neem je je onverwerkte thema’s gewoon mee naar je volgende relatie. En dan loop je wéér tegen hetzelfde aan. Tot je misschien uiteindelijk teleurgesteld, boos en alleen achterblijft.
Hoe mijn vrouw en ik het hebben opgelost?
We blijven de problemen aangaan. We hebben ons laten coachen. Want vaak is het echte probleem niet het gedrag van je partner, maar iets in jezelf dat nog opgelost moet worden.
Zodra jij dat gedaan hebt, kun je wél omgaan met dat gedrag van de ander. Dan wordt het geen probleem meer.
Voor mijn vrouw en mij staat één belofte uit onze trouwceremonie boven alles: trouw.
Voor ons betekent dat: je gaat niet weg. Je laat de ander niet achter.